Dat Henk van der Waal in bijna al zijn gedichten iets onmogelijks probeert, zal wel komen doordat hij een jaartje filosofie in Frankrijk heeft gestudeerd. In zijn debuutbundel, De windsels van de sfinx, moest de grens tussen leven en dood het ontgelden. In Schuldsanering wilde hij zich ontdoen van de last van de geschiedenis. In zijn nieuwe bundel, De aantochtster, is het weer raak. Het begint al met de titel, want wie is dat, die aantochtster? In ieder geval iets of iemand die veel namen draagt. In het ene gedicht heet ze onthutsster, in een volgend orakeldelfster. Leuk, maar dat geeft nog geen antwoord op de vraag wie of wat die aantochtster is. Om een concrete vrouw lijkt het niet te gaan: veel vlees en bloed komt er bij haar niet aan te pas. Is ze dan een toebrengster van vrouwelijkheid?
Dat is een aardige poging.
Dus eigenlijk iemand op wie in deze tijd hoop gevestigd zou moeten zijn?
Komt in de buurt.
Ze is toch niet iets goddelijks hè?
Alsjeblieft zeg.
Iets ondenkbaars dan?
Ja.
‘Van der Waal laat zien wat poëzie is en zou moeten zijn. Grootspraak, letterlijk. […] U begrijpt intussen dat het geen gewaagde uitspraak is als ik zeg dat Henk van der Waal een van de belangrijkste poëtische stemmen van de nieuwe eeuw zal zijn.’
Koen Vergeer in De Morgen
‘Met zijn tweede bundel bevestigt Van der Waal dat hij een belangrijk dichter is.’
Piet Gerbrandy in De Volkskrant
Gedichten uit de aantochtster
als je in uiterste individualiteit, in afzondering dus van
al het andere en al het mogelijke, in intense eigenheid dus ook, die
hard lijkt als diamant en optimaal tijdweerbarstig als leegte, als
je daar op zoek gaat naar feiten en ontdekt hoe stuurloos
je ogen dansen in hun kassen en hoe verstrikt je denken
zit in andermans gedachten, is de conclusie gauw
getrokken dat de hersenschim die je zelf ..
op de troon hebt geholpen,
je uit handen is gevallen,
uit je hoofd is
gedampt
wat je misschien jammer vindt maar je wel bevoorrecht,
bevrijd als je bent van zorg om zelf en van verleden dat bindt aan
gewoonte en van schaamte om schamele vertoning
bij naaktheid; en wat je in die toestand gewaar wordt?
mist misschien of regen of de vuurspuwende kop
van de tijd, of, als je een gelukkige bent, het
aanbrommen van de goedertierenheid
van de aandrijfster, voor wie je
rouw om eigen afwezigheid
voldoende kan zijn
om toch
aan te leggen aan je hart
zand te strooien over je ziel
je holte te vullen met marsepein
Uit de serie ‘Toebereidselen’